Kamp
Mantinge
Vanwege de
werkverschaffing werden in de jaren dertig in Nederland
werkkampen gebouwd. Ook in Drenthe kwamen een aantal van
die kampen, waaronder eentje in Mantinge in 1939. Kamp
Mantinge was een relatief groot kamp waar 240 mensen
terecht konden die aan de slag moesten op het land.
Het
kampterrein lag op het eind van de weg, het Koolveen.
Ook bij Tiendeveen en Orvelte waren dergelijke
werkkampen. Na de landarbeiders werden de kampen vanaf
1942 bevolkt door Joodse mannen die op last van de
Duitse bezetters ontginningswerk moesten verrichten. De
Joodse mannen uit kamp Mantinge waren vooral bezig met
het omspitten van het Hullenzand.

Evert Sok op de plek waar het kamp
was. (Foto/tekst: Boom regionale
uitgevers/Ron de Vos)
Knollen
gooien over het hek
Nieuw-Balinge
- Begin april 1945 werd Drenthe bevrijd en dat roept bij
Evert Sok (88) uit Nieuw-Balinge altijd weer beelden op
van het Joodse werkkamp en zijn activiteiten voor het
verzet.
Zijn vader,
die voor de Heidemij werkte, was voorman van het kamp
waar een grote groep Joodse mannen voor de Heidemij de
heide moest ontginnen. Evert Sok ziet ze nog voor zich:
'Het kamp is er in 1939 gekomen. Het was eerst gebouwd
voor landarbeiders uit de de steden, maar ik denk dat ze
voor die tijd al wisten dat het voor Joden bedoeld was.
Mijn vader nam er wel eens een paar mee naar huis en dan
gaf hij ze te eten, want op het kamp kregen ze slecht te
eten. En mijn moeder maar koken. Ik ging er ook wel met
anderen heen om knollen over het hek te gooien die ze
dan konden eten. Er waren meer mensen die ze hielpen,
maar dat vertelden ze niet.'
Dat kon
zonder veel problemen, meldt Sok: 'Ik heb daar nooit
bewakers gezien, maar er zat wel een beheerder. Die kwam
volgens mij uit Tiendeveen.' Toch liepen de kampbewoners
niet weg: 'De Joden waren doodsbang. Die liepen niet
weg. De hele oorlog door zaten er Joden, dat wisselde,
want er gingen mensen weg en er kwamen weer nieuwe.'
Sok was ook
met anderen uit het dorp actief bij de ondergrondse, het
verzet: 'Als er bijvoorbeeld wapens uit vliegtuigen
werden gedropt door de geallieerden moesten wij ze
ophalen en schoonmaken. Daarna werden ze afgeleverd bij
verzetsgroepen. Dat schoonmaken gebeurde op een
onderduikadres, bij Van der Sleen. Je stond niet stil
bij het gevaar. Ik was jong en het was avontuurlijk.'
Sok was ook
betrokken bij de bevrijding van Kamp Westerbork: 'Wij
moesten met de verzetsgroep naar Hooghalen. Daar zaten
60 Duitsers en wij waren met 20. Ik dacht, dat kan nog
mooi worden: 60 tegen 20. We fietsten naar het kamp.
Daar stonden vrouwen met kinderen en op de achtergrond
hoorde je het geschiet bij Zuidveld. Die mensen waren zo
mager. Die arme kinderen met die grote ogen. Ik had
tranen in de ogen. Als ik er nu weer over praat heb ik
er weer last van. We waren net in het kamp toen de
eerste Canadezen kwamen. De Duitsers waren inmiddels het
veld ingevlucht, maar die kwamen niet ver.'