Uit de Krant van Midden Drenthe 20-04-2011


 

Kamp Mantinge

Vanwege de werkverschaffing werden in de jaren dertig in Nederland werkkampen gebouwd. Ook in Drenthe kwamen een aantal van die kampen, waaronder eentje in Mantinge in 1939. Kamp Mantinge was een relatief groot kamp waar 240 mensen terecht konden die aan de slag moesten op het land.

Het kampterrein lag op het eind van de weg, het Koolveen. Ook bij Tiendeveen en Orvelte waren dergelijke werkkampen. Na de landarbeiders werden de kampen vanaf 1942 bevolkt door Joodse mannen die op last van de Duitse bezetters ontginningswerk moesten verrichten. De Joodse mannen uit kamp Mantinge waren vooral bezig met het omspitten van het Hullenzand.

Evert Sok op de plek waar het kamp was. (Foto/tekst: Boom regionale uitgevers/Ron de Vos)

Knollen gooien over het hek

Nieuw-Balinge - Begin april 1945 werd Drenthe bevrijd en dat roept bij Evert Sok (88) uit Nieuw-Balinge altijd weer beelden op van het Joodse werkkamp en zijn activiteiten voor het verzet.

Zijn vader, die voor de Heidemij werkte, was voorman van het kamp waar een grote groep Joodse mannen voor de Heidemij de heide moest ontginnen. Evert Sok ziet ze nog voor zich: 'Het kamp is er in 1939 gekomen. Het was eerst gebouwd voor landarbeiders uit de de steden, maar ik denk dat ze voor die tijd al wisten dat het voor Joden bedoeld was. Mijn vader nam er wel eens een paar mee naar huis en dan gaf hij ze te eten, want op het kamp kregen ze slecht te eten. En mijn moeder maar koken. Ik ging er ook wel met anderen heen om knollen over het hek te gooien die ze dan konden eten. Er waren meer mensen die ze hielpen, maar dat vertelden ze niet.'

Dat kon zonder veel problemen, meldt Sok: 'Ik heb daar nooit bewakers gezien, maar er zat wel een beheerder. Die kwam volgens mij uit Tiendeveen.' Toch liepen de kampbewoners niet weg: 'De Joden waren doodsbang. Die liepen niet weg. De hele oorlog door zaten er Joden, dat wisselde, want er gingen mensen weg en er kwamen weer nieuwe.'

Sok was ook met anderen uit het dorp actief bij de ondergrondse, het verzet: 'Als er bijvoorbeeld wapens uit vliegtuigen werden gedropt door de geallieerden moesten wij ze ophalen en schoonmaken. Daarna werden ze afgeleverd bij verzetsgroepen. Dat schoonmaken gebeurde op een onderduikadres, bij Van der Sleen. Je stond niet stil bij het gevaar. Ik was jong en het was avontuurlijk.'

Sok was ook betrokken bij de bevrijding van Kamp Westerbork: 'Wij moesten met de verzetsgroep naar Hooghalen. Daar zaten 60 Duitsers en wij waren met 20. Ik dacht, dat kan nog mooi worden: 60 tegen 20. We fietsten naar het kamp. Daar stonden vrouwen met kinderen en op de achtergrond hoorde je het geschiet bij Zuidveld. Die mensen waren zo mager. Die arme kinderen met die grote ogen. Ik had tranen in de ogen. Als ik er nu weer over praat heb ik er weer last van. We waren net in het kamp toen de eerste Canadezen kwamen. De Duitsers waren inmiddels het veld ingevlucht, maar die kwamen niet ver.'