In de jaren 30-40 was
Jan Thijms (in de volksmond; Jan Tiemsie) schaapherder.
Zijn kosthuis was bij de fam Kroezen die woonde op de
‘Menakker’, nabij Tiendeveen. Deze streek van Tiendeveen
noemde men ‘de Haar’.
Dagelijks ging hij met de schapen het veld in, de hei
op. Zijn paraplu, zijn breiwerk én zijn trouwe hond (zie
foto) vergat hij zeer zeker niet!
En altijd op zijn klompjes, “Daar kan ik
makkelijk in en uit” zei Jan dan. Jan was klein
van stuk, ongeveer zo’n 1meter 40 lang. (vandaar
de naam Jan Tiemsie)
’s Morgens in alle vroegte, zo gauw het licht
werd, ging ie met de schapen van Kroezen het
veld in, richting ‘het plaggendorp’.
Het plaggendorp bestond uit ca 6, 7 woningen
(zie ook Kontakt, januari jl). daarvan hadden een aantal bewoners
een stuk of wat schaapjes die zich ook bij de kudde
voegden.
En zo trok‘Jan Tiemsie’ dag in dag uit, met de
schapen het Hullenveld in en tegen de avond weer terug
naar huis. Iemand vroeg hem eens: “Jan,
hoe kun je weten, als je weer naar huis gaat,
welk schaap in welk hok moet?”. Jan
hoefde niet lang na te denken en sprak:
“O,
daor heb ik gien enkel probleem mit, dat weet ze zölf
wel. Ie kroept toch zölf ok altied in ’t zelfde nöst?
Nou en dat doet die schaopen ok! As ie zo
goed bij de tied waren as die schaopen,
dan hadden ie die vraoge niet e steld!”,
waarna Jan schaterlachend wegliep…
|