Oeverzwaluw (Sand
Martin, Riparia riparia)

Algemene informatie
Oeverzwaluwen zijn weinig
kieskeurige vogels van open terreinen. Het
broedgebied moet aan twee belangrijke voorwaarden
voldoen: Er moet een kale, zandige of lemige
steilwand zijn, waarin de nestholen uitgegraven
kunnen worden, en er moeten flink wat muggen of
andere insekten rondvliegen, iets dat in de
Nederlandse delta geen enkel probleem oplevert...
Zoals de meeste insekteneters brengen oeverzwaluwen
de winter door in Afrika; de Nederlandse broedvogels
trekken vooral naar de Sahel-zone
Status: |
Broedvogel |
Trek/stand/winter: |
Trekvogel |
Trend en
aantal: |
De
eerste degelijke schatting van het
aantal broedende oeverzwaluwen stamt uit
midden jaren zestig; zo'n 25.000 paar.
Langs de grote rivieren kwamen nog
kolonies van meer dan 500 paar voor!
Midden jaren zeventig was het
broedbestand door verlies van
broedgelegenheid en droogte in de
winterkwartieren geslonken tot 5000-8000
paar, een afname die zich doorzette tot
1985, toen met 3500 paren een dieptepunt
bereikt werd. Sindsdien is sprake van
een voorzichtige toename tot 8000-12.000
paar begin jaren negentig. Bolwerken
zijn de grote rivieren, Drenthe en de
oostelijke Delta. |
Foerageer-
en broedbiotoop: |
In
rivier- en beekgebiede met steile oevers
zoekt de oeverzwaluw naar insecten. Een
grote kolonie oeverzwaluwen eet per dag
tot wel enkele kilo's muggen! |
bron:
 |